
Waardering van ondernemingen bij activatransacties
De keuze tussen een activatransactie en een aandelentransactie heeft gevolgen voor de fiscale aftrekbaarheid van de goodwill en de afschrijvingen van stille reserves. Deze verschillende fiscale behandeling zorgt voor een waarderingsverschil tussen de twee constructies. Het fiscale voordeel van de koper is een nadeel voor de verkoper en omgekeerd.
Inhoud van het artikel
- Waardering van ondernemingen bij activatransacties
- Samenvatting
- 1. Inleiding
- 2. De waardering van een onderneming
- 3. Goodwill
- 4. Stille reserves
- 5. Personenvennootschappen
- 6. Financiering
- 7. Welke type transactie heeft de voorkeur?
- 8. Conclusies
- 9. Toetsvragen
Waardering van ondernemingen bij activatransacties
Gepubliceerd in PE Tijdschrift voor de bedrijfsopvolging, oktober 2014
Na het lezen van dit artikel:
- Kent u de aandachtspunten bij het waarderen van een onderneming in een activatransactie.
- Kunt u een waardeberekening van een aandelentransactie omrekenen naar een activatransactie.
Samenvatting
Bij de overname van een onderneming hebben partijen de keus tussen een aandelentransactie of een activatransactie. De overweging voor de transactievorm wordt meestal gevormd door fiscale en juridische aspecten. De financiële uitwerking is voor beide type transacties verschillend. In dit artikel behandel ik de financiële aandachtspunten bij een activatransactie die voor de waardering van belang zijn.

1. Inleiding
De keuze tussen een activatransactie en een aandelentransactie heeft gevolgen voor de fiscale aftrekbaarheid van de goodwill en de afschrijvingen van stille reserves. Deze verschillende fiscale behandeling zorgt voor een waarderingsverschil tussen de twee constructies. Het fiscale voordeel van de koper is een nadeel voor de verkoper en omgekeerd. Vaak worden belastinglatenties gevat in een percentage dat partijen gebruikelijk achten. In dit artikel zal ik uitleggen hoe de latentie exact berekend kan worden. Ook speelt een rol of koper en verkoper personenvennootschappen exploiteren of besloten vennootschappen en de vraag of belastingvoordelen en -nadelen tegen het vennootschapsbelastingtarief dienen te worden berekend of tegen het inkomstenbelastingtarief. Tenslotte zit er ook nog een verschil in financiering tussen een activatransactie en een aandelentransactie. De hogere prijs voor een activatransactie vergt meer financiering hetgeen ook weer als gevolg heeft dat er een extra renteaftrekpost kan ontstaan.
2. De waardering van een onderneming
De prijs van een onderneming komt tot stand door onderhandelingen. Bij de onderhandelingen zullen koper Bij een waardering van een onderneming maken we toekomstige verwachte geldstromen (FCF) contant tegen een disconteringsvoet. Afhankelijk van de methode wordt gewerkt met een WACC (weighted average cost of capital) of een kostenvoet op het eigen vermogen. In dit artikel ga ik uit van de adjusted present value (APV) methode waarbij de toekomstige geldstromen contant worden gemaakt tegen de kostenvoet van het eigen vermogen unlevered (keu) en het fiscale renteaftrekvoordeel van het vreemd vermogen (tax shield) separaat contant wordt gemaakt. Als voorbeeld neem ik Modewinkel. Het gaat hierbij om een modewinkel op een goede locatie in een middelgrote stad.
Medewerker John wil graag de winkel van zijn werkgever overnemen. Modewinkel wordt geëxploiteerd in een BV waarvan bovenstaand de balans is opgenomen.
Onderstaand is het verwachte gecorrigeerde resultaat opgenomen. Gemakshalve veronderstellen we dat de toekomstverwachtingen stabiel zijn en alleen toenemen met de verwachte inflatie van 2%.
In het bedrijfsresultaat heb ik een correctie aangebracht voor de normalisatie voor het onroerend goed. Het winkelpand is niet specifiek bedrijfsgebonden aan Modewinkel dus ik waardeer de exploitatie en het winkelpand separaat. Achterliggende gedachte is dat de exploitatie van Modewinkel een ander risicoprofiel kent dan de exploitatie van het winkelpand waarin Modewinkel gevestigd is. Het genormaliseerde bedrijfsresultaat is geschoond van de afschrijvingen op het winkelpand en ik heb een fictieve huur opgenomen conform de economische huurwaarde die door de taxateur is opgegeven. Toekomstige investeringen in het winkelpand laat ik ook buiten beschouwing deze komen in de taxatie van het winkelpand tot uiting.
Tax Shield, belastinglatentie en de waarde van het winkelpand
Voor de waardering van de exploitatie ga ik uit van een kostenvoet van het eigen vermogen unlevered van 20% en een verwachte inflatie van 2%. Als ik dan de FCF contant maak volgens het één fase waardingsmodel dan krijgen we de volgende berekening:
Waarde onderneming = FCF/(keu-/- inflatie) = € 32.000/(0,20-/-0,02)= € 177.778.
Voor de berekening van de tax shield gaan we uit van een fictieve financieringsstructuur waarbij ik ervan uitga dat de helft van de inventaris en de helft van de voorraad met een bancaire financiering gefinancierd wordt tegen een rentetarief van 6%.
Als we het belastingvoordeel van € 450 op dezelfde manier contant maken als de FCF dan krijgen we de waarde van het tax shield van € 2.500.
Het bedrijfspand wordt apart gewaardeerd. Hiervoor is een onroerend goeddeskundige ingeschakeld. De economische waarde volgens de deskundige bedraagt € 150.000 en de economische huurwaarde bedraagt € 15.000 per jaar. De boekwaarde van het pand bedraagt € 93.000. Omdat we uitgaan van een aandelentransactie dient er nog een belastinglatentie in mindering te worden gebracht. Doorgaans is het uitgangspunt dat over het verschil tussen de economische waarde en boekwaarde in de toekomst belasting moet worden betaald.
Bij het pand van Modewinkel hebben we het over het verschil tussen de economische waarde van € 150.000 en de boekwaarde van € 93.000. De stille reserve bedraagt € 57.000, doorgaans wordt hierover een percentage genomen dat de toekomstige belastingclaim moet uitdrukken. De latentie kan ook uitgerekend worden. De huidige lage boekwaarde heeft minder afschrijvingspotentieel dan wanneer het pand tegen de waarde in het economisch verkeer op de balans zou staan. Dit verschil in afschrijvingspotentieel is waar de belastinglatentie op gebaseerd is. Het afschrijvingspotentieel leidt tot een belastingaftrekpost welke vervolgens weer contant gemaakt wordt. In bijlage 1 is de berekening van de belastinglatentie opgenomen. Achtereenvolgens heb ik de volgende berekeningen gemaakt:
Ik heb de afschrijvingen en het daaruit voorvloeiende belastingvoordeel uitgerekend bij de overdracht tegen de huidige boekwaarde. Het afschrijvingspotentieel wordt beperkt vanwege het feit dat tot 50% van de WOZ waarde mag worden afgeschreven. Ik veronderstel de WOZ waarde gelijk aan de waarde in het economisch verkeer en ga uit van een stijging van 2% per jaar gelijk aan de verwachte inflatie.
Vervolgens heb ik dezelfde berekening gemaakt maar dan niet tegen de huidige boekwaarde van € 93.000 maar er van uitgaande dat het pand op de balans zal komen tegen de huidige waarde in het economisch verkeer.
Het verschil in belastingvoordeel tussen de beide afschrijving potentiëlen maak ik contant.
Tenslotte resteert er nog een verschil in boekwaardes in jaar 17 ook dit verschil leidt tot belastingheffing en wordt ook contant gemaakt. Voor de disconteringsvoet ga ik uit van de rendementseis die door de vastgoeddeskundige voor dit object is gebruikt namelijk 10%. Het verschil in contante waardes van het belastingvoordeel tussen de huidige boekwaarde en de economische waarde bedraagt dan € 4.324 wat neer zou komen op een belastinglatentie van 7,6%.
Resumerend ziet de waardeberekening er dan als volgt uit.
We tellen de berekende ondernemingswaarde, de tax shield, de waarde van het winkelpand en de belastinglatentie op. Dit geeft ons de ondernemingswaarde.. Daar halen we vervolgens het vreemd vermogen vanaf. Er zijn geen niet operationele activa in de onderneming. We krijgen dan de economische waarde van het eigen vermogen ook wel de aandelen waarde. Het verschil tussen de boekhoudkundige waarde van het eigen vermogen en de economische waarde van het eigen vermogen kan verklaard worden met stille reserves en goodwill.
Als John er nu voor kiest om niet de aandelen te kopen maar de activa dan heeft dat als gevolg acute belastingheffing voor zijn werkgever. Daar tegenover staat dat John extra afschrijvingspotentieel krijgt. Per onderdeel beschrijf ik de effecten op de transactie.
3. Goodwill
Bij de verkoop van Modewinkel aan John middels een aandelentransactie betaalt hij € 122.072 goodwill op de aandelen, er van uitgaand dat de prijs gelijk is aan de berekende waarde. Dit bedrag volgt uit het verschil tussen de berekende economische waarde van het eigen vermogen en de boekhoudkundige waarde van het eigen vermogen welke € 187.954 bedraagt. Daar dient vervolgens nog het bedrag aan stille reserves minus belastinglatenties op in mindering te worden gebracht welke in totaal € 65.882 bedragen.
De afschrijving op betaalde goodwill op aandelen is fiscaal niet aftrekbaar. Door een activatransactie aan te gaan zou de afschrijving op de goodwill wel fiscaal aftrekbaar zijn. De werkgever van John dient echter direct 20% vennootschapsbelasting over de goodwill te betalen. Als hij dus een netto bedrag van € 122.072 wil overhouden dan dient hij € 152.590 te ontvangen als bruto goodwill (122.072/0,8) wat neerkomt op een bedrag van € 30.518 voor de brutering.
Contante waarde van het belastingvoordeel: kostenvoet en dilemma’s
Als we echter de contante waarde van het belastingvoordeel voor John uit gaan rekenen dan krijgen we te maken met het volgende dilemma. Tegen welke vermogenskostenvoet maken we de afschrijvingen contant? Maken we contant tegen de kostenvoet eigen vermogen vanuit de gedachte dat iedere investering aan het gestelde rendement dient te voldoen, implicerend dat er ook voldoende alternatieven voor handen zijn die aan de rendementseis voldoen. Of gaan we uit van de kostenvoet voor het vreemd vermogen vanuit de gedachte dat de verandering van de transactie naar een activatransactie alleen een liquiditeitseffect heeft? Vooraf dient meer betaald te worden wat in de toekomst weer goedgemaakt wordt door extra belastingbesparingen.
Berekening van de brutering van goodwill: aannames en risico’s
Bovenstaande twee berekeningen van bruto goodwill zijn vanuit het gezichtpunt van John. De ene tegen de kostenvoet van het eigen vermogen en de andere tegen de kostenvoet van het vreemd vermogen. De berekening van de bruto goodwill vindt plaats door iteratie in Excel. De bruto goodwill is de optelsom van de netto goodwill en de contante waarde van het toekomstige belastingvoordeel op de afschrijving van de goodwill en de renteaftrek over de brutering van de goodwill. Deze zijn vervolgens afhankelijk van de hoogte van de bruto goodwill waar zij zelf deel van uitmaken. In de eerste berekening is de contante waarde van het belastingvoordeel € 11.172. Een belangrijk uitgangspunt is dat verondersteld wordt dat wanneer de brutering niet zou plaatsvinden een alternatieve investeringsmogelijkheid aanwezig zou zijn waarmee wel de rendementseis op het eigen vermogen gerealiseerd zou kunnen worden. In de tweede berekening bedraagt de contante waarde van het belastingvoordeel € 22.673wat de optelling is van de contante waardes van de belastingvoordelen op de afschrijving goodwill en de renteaftrek over de brutering, hierbij doen we enkele belangrijke aannames
We veronderstellen dat de brutering volledig met vreemd vermogen wordt gefinancierd op basis van een annuïteitenlening. Daarnaast veronderstellen we dat de bedrijfsrisico’s niet van toepassing zijn op het deel van de brutering waardoor de tijdvoorkeur voor geld vermeerderd met een opslag voor discontinuïteit een reële vermogenskostenvoet zou zijn.
Beide bedragen zijn gebaseerd op uitgangspunten waarvan men zich kan afvragen of deze van toepassing zijn. De werkelijke waarde van de brutering van de goodwill zal naar mijn mening tussen de twee waarden in moeten liggen omdat het risico van de brutering lager is dan het bedrijfsrisico en hoger dan de kostenvoet van het vreemd vermogen. Het risico is lager dan de kostenvoet eigen vermogen om de volgende reden. Of de tax shield op de afschrijving goodwill gerealiseerd wordt is afhankelijk of er voldoende belastbaar resultaat wordt gerealiseerd. Door de carry forward mogelijkheid wordt het risico gedempt. Als in één jaar het resultaat tegenvalt dan is er nog de mogelijkheid om het belastingvoordeel in volgende jaren te realiseren. Het risico is echter hoger dan van de kostenvoet vreemd vermogen.
De vreemd vermogenverschaffer dient jaarlijks het afgesproken bedrag aan rente en aflossing te ontvangen. Daarnaast zij er doorgaans zekerheden bedongen. In het geval dat er niet meer aan de verplichtingen aan de vreemd vermogenverschaffer kan worden voldaan dan verkeert de onderneming in default en kunnen de zekerheden uitgewonnen worden. De positie van de vreemd vermogenverschaffer is dus minder risicovol dan de realisatie van de brutering van het tax shield. Er is nog geen uniforme wetenschappelijke onderbouwde mening wat de hoogte van de disconteringsvoet zou moeten zijn. Het blijft per geval casus specifiek. Of het accent meer naar de kostenvoet vreemd vermogen zal moeten liggen of meer richting de kostenvoet eigen vermogen hangt af van alle feiten en omstandigheden en het subjectieve uitgangspunt dat men hanteert. De in ons voorbeeld berekende bedragen geven echter wel de spreiding van de waarde van de brutering voor de koper. De berekeningen tonen ook aan dat beide bedragen beduidend lager zijn dan de acute heffing van € 30.518 die de werkgever van John tegemoet kan zien.
4. Stille reserves
Waar we bij een aandelentransactie spreken over stille reserves gaan we er bij een activatransactie vanuit dat de boekwaarde van de activa vermeerderd met de stille reserves gelijk is aan de waarde in het economisch verkeer van die individuele activa. Wat weer niet te verwarren valt met de economische waarde van alle activa samen.
In ons voorbeeld van Modewinkel stelden we al vast dat de boekwaarde van het bedrijfspand € 93.000 en de waarde economische verkeer van het bedrijfspand € 150.000 bedraagt. De stille reserve op het bedrijfspand bedraagt dus € 57.000. Eerder zagen we dat we de waarde van de onderneming apart werd berekend en daar vervolgens de waarde volgens de taxatie minus de belastinglatentie bij werd opgeteld. De inventaris heeft een boekwaarde van € 25.000 en een waarde economisch verkeer van € 40.000. De inventaris heeft een stille reserve van € 15.000. Ook deze stille reserve kent een belastinglatentie. Bij een aandelentransactie lopen we 5 jaar lang een afschrijving van € 3.000 per jaar mis.
De contante waarde van het gemiste belastingvoordeel op de afschrijvingen bedraagt € 1.794. Deze latentie komt niet tot uitdrukking in de waardeberekening voor de aandelentransactie maar is wel van belang om de hoogte van de goodwill te bepalen in de berekening zoals bij paragraaf 3 is besproken.
Verschillen in de waardeberekening tussen aandelentransactie en activatransactie
Bovenstaand de balansen bij een aandelentransactie en bij een activatransactie. Voor de goodwill ga ik uit van de brutering op basis van de berekening tegen kostenvoet vreemd vermogen.
Als we naar de uitwerking van de afrekening kijken tussen beide transacties dan krijgen we het volgende beeld.
De opbrengst vanuit de verkoper gezien is € 15.396 hoger bij een aandelentransactie. Het verschil is te verklaren vanwege de verschillen in acute belastingheffing over de goodwill en de stille reserves en de contante waarde die deze voor John vertegenwoordigen. Daarnaast is er nog een klein verschil dat ontstaat vanwege het verschil in tarief in de vennootschapsbelasting. Bij een activatransactie wordt bij de verkoper een klein deel in het 25% tarief belast terwijl bij de koper alles in de 20% schijf valt.
Fiscale voordelen en nadelen
Deze verschillen hebben als gevolg dat er een gat ontstaat in de waardeberekeningen van de verkoper en de koper terwijl de uitgangspunten gelijk zijn. Uiteraard zal het gat dat ontstaat onderdeel worden van de onderhandeling. Afhankelijk wie de wijziging van de transactiestructuur voorstelt zal dat ook de onderhandelingspositie van die partij in kwestie beïnvloeden. Vanuit het due diligence oogpunt kan het vanuit de koper wenselijk zijn om voor een activatransactie te kiezen om hiermee kosten voor het onderzoek te besparen. Aan de andere kant leidt een activatransactie er toe dat er overdrachtsbelasting verschuldigd is terwijl dit bij een aandelentransactie kan worden voorkomen. Ook kan het voor de koper fiscaal gunstig zijn om vanuit een personenvennootschap te gaan ondernemen in plaats vanuit een besloten vennootschap waardoor hij in de onderhandeling misschien bereid is iets meer te betalen om gunstiger belast te worden over zijn toekomstige resultaten.
5. Personenvennootschappen
In het voorgaande heb ik de waarde van Modewinkel berekend waarbij ik er van uitging dat de exploitatie van Modewinkel in een besloten vennootschap plaatsvindt waarbij het regime van de vennootschapsbelasting van toepassing is. Hoe verandert de berekening nu als het inkomstenbelastingtarief van toepassing is en wat voor effect heeft dit op de transactie. In de waardeberekening dient nu het marginale IB tarief toegepast te worden waardoor de NOPLAT en dus ook de FCF lager uitvalt dan bij toepassing van het VPB tarief. De ondernemingswaarde is daardoor dus lager dan bij een BV. De belastingvoordelen op de afschrijving goodwill en de stille reserves nemen echter weer toe. Onderstaande tabel geeft aan hoe het verloop is van de waardeontwikkeling.
Belastingvoordelen en zelfstandigenaftrek in de personenvennootschap
Ik bereken de FCF rekening houdend met de verschillende IB tarieven en rekening houdend met de MKB winstvrijstelling. Vervolgens bereken ik de waarde van de belastingvoordelen uitgaande van de eerder berekende bruto bedragen in de vorige paragraaf. De hogere belastingaftrek voor de goodwill en de stille reserves weegt niet op tegen het effect op de waarde van de onderneming. Een bijkomend effect is echter het salaris van de ondernemer. In de berekening over de waarde en stille reserves heb ik het effect van de zelfstandigenaftrek buiten beschouwing gelaten. De zelfstandigenaftrek reken ik toe aan het ondernemersinkomen. Bij Modewinkel ga ik uit van een ondernemersinkomen van € 50.000 per jaar. Het belastingvoordeel dat een ondernemer over zijn inkomen realiseert in vergeljiking met een BV situatie bedraagt € 5.570 per jaar als gevolg van de zelfstandigenaftrek en MKB winstvrijstelling. Als ik dit bedrag vervolgens weer contant maak tegen de kostenvoet eigen vermogen en rekening houdend met inflatie van 2% heeft dit een waarde van ca. € 31.000. Als we dit dan weer in de berekening meenemen dan pakt de berekening gunstig uit voor de personenvennootschap.
Vergelijking van personenvennootschap en BV-scenario’s
De vergelijking gaat natuurlijk wel mank, in het BV-scenario heeft John zijn waarde in de BV opgebouwd. Als hij die waarde nog naar privé wil halen dient hij nog aanmerkelijk belang belasting te betalen. Bij het personenvennootschap scenario rekent hij direct met de Belastingdienst af en heeft hij de gelden in privé beschikbaar. Wanneer John in de toekomst zelf zijn Modewinkel gaat verkopen dient hij meer over de goodwill en stille reserves af te rekenen vanuit de personenvennootschap dan vanuit de BV. Maatwerk in financiële en fiscale planning zal moeten uitwijzen wat de beste constructie is voor John.
6. Financiering
Een activatransactie en een aandelentransactie geven verschillende uitkomsten voor de overnamesom en kennen beide dus een andere financieringsbehoefte. De activatransactie vergt meer kapitaal doordat toekomstige belastingvoordelen direct worden afgerekend met de verkoper. Deze hogere financieringsbehoefte geeft niet alleen een hogere tax shield op de rente zoals ik eerder besprak het geeft ook een hogere uitdaging om de financiering rond te krijgen wanneer er een externe financier bij betrokken is.
De koopsom bedroeg in het scenario van de aandelentransactie € 247.945 waarbij er € 78.000 aan bestaande financiering werd overgenomen. De totale financiering bedraagt dus € 325.945. Bij de activatransactie is de overnamesom € 354.745. In dit geval gaan de lopende financieringen niet mee. Het te financiering bedrag is dus ca. € 30.000 hoger.
Zekerheden en Impact
In de bovenstaande tabel zijn de zekerheden opgenomen. Voor een bancaire financiering ga ik er van uit dat het bedrijfspand als dekking biedt 80% van de executiewaarde en dat de executiewaarde 80% is van de waarde in het economisch verkeer. Voor de inventaris hanteer ik een dekkingswaarde van 50% van de waarde in het economisch verkeer. Al zal een bank die waarde wel door een onafhankelijk deskundige bevestigd willen zien in de vorm van een taxatie. Anders gaat zij uit van 50% van de boekwaarde. Voor de voorraad hanteer ik 50% van de waarde minus de crediteuren. In relatie tot de benodigde financiering is er in beide gevallen al sprake van een fors dekkingstekort van respectievelijk € 202.454 en € 231.245. De dekkingspositie is dus al heel mager. Als we de solvabiliteit in ogenschouw nemen dan corrigeert de bank in haar berekening van de solvabiliteit de goodwill op het eigen vermogen en het balanstotaal. De bancaire solvabiliteit of aansprakelijk vermogen zal bij een overnamefinanciering al snel heel laag zijn of negatief. Een activatransactie zal deze ratio alleen maar meer ongunstig beïnvloeden. Wanneer de koper dus op een bank aangewezen is voor de financiering of voor een deel ervan dan heeft de activatransactie tot gevolg dat de bankratio’s slechter worden hetgeen zich bijna altijd vertaalt in slechtere voorwaarden en hogere tarieven. De hogere kosten voor het vreemd vermogen hebben vervolgens weer tot gevolg dat er een kleiner deel van de FCF overblijft voor de verstrekkers van het eigen vermogen.
7. Welke type transactie heeft de voorkeur?
De effecten op de waarde bij de verschillende transactievormen zijn van belang voor de afwegingen van koper en verkoper. Het type transactie zal doorgaans bepaald worden door een breed scala aan factoren waarvan de waarde elementen slechts één onderdeel zijn. De koopsom die tot stand komt zal van al deze factoren afhangen. Niet te onderschatten hierin is de mate van onderhandelingsvaardigheid en onderhandelingsmacht die een partij heeft. Per saldo zijn de verschillen die optreden door verschillen in latentiewaarderingen en de keuze voor een activatransactie of een aandelentransactie te overzien en vallen binnen de bandbreedte van een normale prijsonderhandeling. Ieder prijsonderhandeling wordt gedreven door de subjectieve percepties van partijen. In mijn voorbeeld ging ik er van uit dat partijen een gelijke visie hadden over de toekomstige resultaten. In de praktijk komt dit nauwelijks voor waardoor de verschillen over de waarde nog groter zijn dan die als gevolg van de aspecten zoals in dit artikel beschreven.
Waardering in bedrijfsovername en andere scenario’s
Het ombouwen van een aandelentransactie naar een activatransactie geeft waardeverschillen op de verschillende componenten. Per saldo zijn alle verschillen samen te overzien. De kennis over de veranderingen per onderdeel geven een extra stukje gereedschap om de onderhandelingen tot een goed einde te brengen.
In dit artikel beschreef ik de waardering van een onderneming bij een bedrijfsovername waarbij partijen de transactievorm gezamenlijk bepalen. Er zijn natuurlijk tal van situaties denkbaar waarbij de juiste waardering van activa van belang kan zijn zonder dat deze gedreven worden door een transactie of dat partijen geen keus hebben in de vorm. Denk aan uitkoopsituaties bij echtscheiding of geschillen en fiscale kwesties. Een juiste berekening en de juiste onderbouwing zijn dan van essentieel belang.
8. Conclusies
- De keuze tussen een aandelentransactie of een activatransactie heeft effect op de waarde door de fiscale aftrekbaarheid van de afschrijvingen op goodwill en/ of stille reserves. Dee extra aftrek leidt tot waarde verhoging voor de koper maar tot acute belastingheffing bij de verkoper.
- De waardeverschillen die optreden hangen sterk af van de subjectieve uitgangspunten die men hanteert zoals de vereiste disconteringsvoet voor de brutering en de belastinglatentie en het belastingtarief dat gehanteerd wordt.
- De waarderingsverschillen vallen doorgaans mee en liggen binnen een normale bandbreedte van de onderhandeling in een transactie. Een activatransactie heeft een ongunstig effect voor de verkoper vanwege de acute belastingheffing en een ongunstig effect voor de koper vanwege de hogere financieringsbehoefte.
Bijlage 1
9. Toetsvragen
Vraag 1 – Hoe zou men een belastinglatentie moeten berekenen?
- Door een vast percentage te nemen over de waarde economisch verkeer.
- Door een vast percentage te nemen over de waarde economisch verkeer minus de boekwaarde.
- Door de contante waarde van het gemiste belastingvoordeel van de afschrijvingen te berekenen bij een aandelentransactie ten opzichte van een activatransactie.
- Door de contante waarde van het gemiste belastingvoordeel van de afschrijvingen te berekenen en rekening houdend met de contante waarde van de belastingclaim over een eventueel nog resterend verschil in boekwaarden .
Antwoord: 4
Paragraaf 2
De latentie kan ook uitgerekend worden. De huidige lage boekwaarde heeft minder afschrijvingspotentieel dan wanneer het pand tegen de waarde in het economisch verkeer op de balans zou staan. Dit verschil in afschrijvingspotentieel is waar de belastinglatentie op gebaseerd is. …….Tenslotte resteert er nog een verschil in boekwaardes in jaar 17 ook dit verschil leidt tot belastingheffing en wordt contant gemaakt.
Vraag 2
Gegeven zijn de volgende stellingen:
De brutering van de goodwill is de netto goodwill vermeerderd met:
- de contante waarde van het toekomstige belastingvoordeel op de afschrijving goodwill.
- de contante waarde van het toekomstig belastingvoordeel op het taxshield van de rente over de brutering van de goodwill.
Welk antwoord is juist ten aanzien van de bovenstaande stellingen?
- antwoord 1 en 2 samen
- alleen antwoord 1
- alleen antwoord 2
- Beide antwoorden zijn onjuist.
Antwoord: 1
Paragraaf 3
De bruto goodwill is de optelsom van de netto goodwill en de contante waarde van het toekomstige belastingvoordeel op de afschrijving van de goodwill en de renteaftrek over de brutering van de goodwill.
Vraag 3 – Welk van onderstaande stellingen is juist (meerdere antwoorden mogelijk)?
- Een activatransactie is beter financierbaar omdat je niet aanloopt tegen de wet op kapitaalbescherming
- Een aandelentransactie is beter financierbaar doordat de financieringsratio’s zekerheid en solvabiliteit gunstiger uitpakken dan bij een activatransactie.
- Een activatransactie is beter financierbaar omdat dan ook de stille reserves als zekerheid voor de bank kunnen dienen.
- het goede antwoord staat er niet bij
Antwoord: 2
Paragraaf 4
De activatransactie vergt meer kapitaal doordat toekomstige belastingvoordelen direct worden afgerekend met de verkoper. ……..
…. Wanneer de koper dus op een bank aangewezen is voor de financiering of voor een deel ervan dan heeft de activatransactie tot gevolg dat de bankratio’s slechter worden hetgeen zich bijna altijd vertaalt in slechtere voorwaarden en hogere tarieven.
Vraag 4
Bestudeer voor het beantwoorden van onderstaande vraag paragraaf 4.
Een onderneming wordt geëxploiteerd in Werkmaatschappij BV. De waarde van de aandelen is berekend op € 224.111. De boekwaarde van het eigen vermogen bedraagt € 90.000. De boekwaarde van de bedrijfsuitrusting bedraagt € 50.000 en de waarde in het economisch verkeer bedraagt € 70.000. Hoe groot is de stille reserve minus belastinglatentie op de bedrijfsinventaris uitgaande van een belastingtarief van 20% en een disconteringsvoet van 20%? U mag er van uitgaan dat de afschrijving van de stille reserve in vijf jaar plaatsvindt. Er kunnen afrondingsverschillen ontstaan.
- 16.000
- 17.608
- 19.200
- 20.000
Antwoord: 2
Vraag 5
De heer Jansen houdt 100% van de aandelen in XYZ BV. Hij is voornemens deze aandelen te verkopen. De onderneming is gewaardeerd op € 300.000. Er is geen vreemd vermogen aanwezig en ook geen niet operationele activa. De waarde van de aandelen bedraagt dus ook € 300.000. De overname balans toont een boekhoudkundig eigen vermogen van € 125.000. Aan de activazijde van de BV staat verder een boekwaarde van de inventaris van € 15.000 en €110.000 netto werkkapitaal.
De heer Pieterse heeft belangstelling voor onderneming maar wil echter niet de aandelen overnemen. Hij wil de activa overnemen. De economische waarde van de inventaris bedraagt € 100.000. De heer Pieterse wil weten hoeveel de goodwill op de aandelen bedraagt om vervolgens een bod te kunnen doen op de activa. De belastinglatentie op de inventaris bedraagt € 10.632. Aan u de vraag hoe hoog de goodwill is ?
- 79.368
- 90.000
- 100.632
- 175.000
- 138.142
Antwoord: 3

Bedrijfsovername: wat maakt een transactie succesvol?

Waarde onderneming subjectief

Maak vrijblijvend een afspraak
Transacties vragen om een heldere strategie en zorgvuldige begeleiding. Bij ValuePro combineren we deskundigheid met een persoonlijke en pragmatische aanpak, zodat u grip houdt op het proces en zeker bent van de juiste keuzes. Wilt u weten hoe wij u kunnen ondersteunen bij uw fusie of overname? Neem vrijblijvend contact op. We denken graag met u mee.