Casus speelgoedwinkel
Twee vennoten dreven samen een vennootschap onder firma die een speelgoedwinkel exploiteerde. Een van de vennoten kreeg in zijn slaap op 35 jarige leeftijd een hersenbloeding en overleed. In de VOF akte was overeengekomen dat in geval van overlijden de andere vennoot het recht had om de vennootschap voort te zetten. Het recht van voortzetting hield in dat de vennootschap voortgezet mocht worden onder verplichting alle tot het vennootschapsvermogen behorende vermogensbestanddelen over te nemen of zich te laten toedelen en wat de schulden betreft voor zijn rekening te nemen en aan de andere vennoot of diens rechtsopvolgers de waarde van het aandeel uit te keren in dit vermogen.
De accountant van de onderneming had aangegeven dat er naar zijn mening geen sprake was van goodwill en dat dit geen over te dragen vermogensbestanddeel was.
De erven wendden zich tot mij met de vraag of er goodwill aanwezig was in de onderneming. Deze vraag werd echter niet rechtstreek gesteld maar leidde ik af uit het verhaal van de erven dat vooral ging over achterdocht en onvrede over het handelen van de accountant en de andere vennoot en de inmiddels verstoorde relatie met hen. Bij de beantwoording van de vraag kwam een van de meest belangrijke aspecten naar voren en dat was de normatieve arbeidsbeloning voor de vennoten. Om de waarde van de onderneming te kunnen bepalen dient de vrije geldstroom bepaald te worden. Tot de vrije geldstroom behoort niet de ‘normale’ beloning die een ondernemer ontvangt voor de inbreng van zijn arbeid. Wat echter normaal is was niet opgenomen in de VOF overeenkomst. In het geval van overlijden dient ook rekening gehouden te worden met de volgende aspecten;
- welke vervangende arbeid is er nodig om de continuïteit van de onderneming veilig te stellen?
- welke geldstroom zou de overleden vennoot hebben ontvangen als hij niet zou zijn overleden?
Of het vermogensbestanddeel goodwill over te dragen valt of niet dient men te beoordelen aan de hand van de uitspraak van de Hoge Raad uit 2002[1]. In het arrest wordt uitleg gegeven aan de termen belichaamde goodwill en onbelichaamde persoonlijke goodwill[2]. Belichaamde goodwill is onlosmakelijk verbonden met de vermogensbestanddelen in een onderneming en komt tot uitdrukking in de meerwaarde van die vermogensbestanddelen in hun geheel. Onbelichaamde persoonlijke goodwill is onlosmakelijk verbonden met de hersenen, kennis en verdiencapaciteit van de betrokkenen, in dit geval dus de vennoten en is niet overdraagbaar.
Naar mijn mening was de exploitatie van de speelgoedwinkel niet specifiek gebonden aan de kennis en kunde van de overleden vennoot. Daarmee was naar mijn oordeel geen sprake van onbelichaamde goodwill en diende dus wel degelijk de goodwill in ogenschouw genomen te worden bij de bepaling van de omvang va het vermogen van de overledene.
De discussie spitste zich uiteindelijk toe op de prognose en de hoogte van de ondernemersbeloning.
Versimpeld kwam het op het volgende neer.
Bedrijfsresultaat VOF voor arbeidsbeloning |
123.000 |
|
Arbeidsbeloning per fte |
|
40.000 |
Vennoot 1 (0,4 fte) |
16.000 |
|
Vennoot 2 (0,8 fte) |
32.000 |
|
Bedrijfsresultaat na ondernemersbeloning voor belasting |
75.000 |
|
Belasting |
-15.000 |
|
FCF |
60.000 |
|
|
|
|
Disconteringsvoet |
20% |
|
Inflatie |
2% |
|
Belasting |
20% |
|
Waarde cashflows |
333.333 |
|
Waarde taxshield goodwill |
7.627 |
|
Waarde onderneming |
340.960 |
|
Boekwaarde EV |
250.000 |
|
Bruto goodwill |
90.960 |
|
|
|
|
Goodwill vennoot 1 |
60.640 |
|
Goodwill vennoot 2 |
30.320 |
|
Boekwaarde EV vennoot 1 |
200.000 |
|
Boekwaarde EV vennoot 2 |
50.000 |
|
Totaal EV vennoot 1 |
260.640 |
|
Totaal EV vennoot 2 |
80.320 |
|
Het bedrijfsresultaat voor ondernemersbeloning dat representatief werd geacht voor de toekomstige jaren bedroeg € 123.000[3]. Op de het bedrijfsresultaat voor arbeidsbeloning brengen we een arbeidsbeloning van € 40.000 per fte in mindering. Vennoot 1 werkte 0,4 fte en vennoot 2 werkte 0,8 fte. In de prognose zijn we ervan uitgegaan dat de kostenvoet voor de vervangende arbeid voor de taken van de overleden vennoot gelijk is aan € 40.000. Voor het belastingtarief gaan we gemakshalve uit van 20%[4]. We veronderstellen dat de afschrijvingen gelijk zijn aan de investeringen en dat er geen werkkapitaalmutaties zullen plaatsvinden. De waarde van de toekomstige cashflows berekenen we door toepassing van de terminal value formule[5]. De FCF of vrije geldstroom delen we door de disconteringsvoet[6] minus de verwachte inflatie. Hiermee hebben we de waarde van de toekomstige operationele cashflows berekend. Echter de goodwill is fiscaal aftrekbaar waardoor er een taxshield of belastingcashflow ontstaat. De waarde van de onderneming is gelijk aan de optelsom van de waarde van de toekomstige operationele cashflows en het taxshield op de goodwill. Er is geen rentedragend vreemd vermogen in de onderneming aanwezig en er zijn geen niet operationele liquide middelen. De economische waarde van de onderneming is daardoor gelijk aan de economische waarde van het eigen vermogen. Het verschil tussen de economische waarde van het eigen vermogen en de boekhoudkundige waarde van het eigen vermogen ofwel de intrinsieke waarde vormt de boekhoudkundige goodwill. De waarde van de taxshield goodwill die in fiscale termen vaak de latentie wordt genoemd dient berekend te worden door middel van iteratie[7] of kan algebraïsch opgelost worden. De netto goodwill bedraagt € 333.333 -/- € 250.000= € 83.333. In dit geval bedraagt de latentie steeds 8,38% van de goodwillsom. De netto goodwill[8] bedraagt dus 83.333/(1- 8,38%) = € 90.960 waarvan de erfgenamen van vennoot 2 recht hadden op 2/3 deel. De voortzettende vennoot diende derhalve de stand van de kapitaalrekening van vennoot 2 aan de erfgenamen te voldoen verhoogd met het aandeel in de goodwill. Het relatief eenvoudige sommetje staat in schril contrast met het proces om overeenstemming te bereiken over de vergoeding die de voortzettende vennoot diende te betalen.
[1] HR 31 mei 2002, LJN:AE0748
[2] Zie ook PE Tijdschrift voor de bedrijfsopvolging 2014-2, Goodwill hoe bedoelt u?
[3] We abstraheren voor het rekenvoorbeeld van de discussie over de prognose die heeft plaatsgevonden
[4] De IB druk kan per persoon verschillen, we sluiten in dit rekenvoorbeeld aan bij het VpB tarief en laten het effect van een rechtsvormkeuze buiten beschouwing.
[5] FCF = vrije geldstroom, r = disconteringsvoet, g = verwachte groeivoet
[6] We gaan ervan uit dat er geen vreemd vermogen aanwezig is waardoor de WACC gelijk is aan de Keu
[7] Zie voor de exacte berekeningswijze PE Tijdschrift voor de bedrijfsopvolging 2014-04, Waardern bij activatransacties
[8] Netto goodwill is goodwill voor waarde taxshield afschrijving goodwill of na aftrek van de belastinglatentie